top of page

Zaligsprekingen Deel1

Matheus 5:1-3

Jezus sprak regelmatig een schare toe. Ook sprak hij regelmatig alleen de discipelen toe of een kleinere groep. Wanneer je oplet waar Jezus tegen spreekt, dan merk je soms verschillen in wat er gezegd wordt. Voorbeelden hiervan zijn zeker de verschillende gelijkenissen waarin hij in een gelijkenis de menigte toespreekt en de verborgenheden die er in de gelijkenissen zaten bekend maakt aan zijn discipelen. Discipelen zijn de volgelingen van Jezus. Mensen die Jezus als koning wilde en Hem wilde volgen en van Hem wilden leren. Wanneer Jezus in Math 5:1 de schare ziet, dan klimt hij de berg op. Het lijkt erop dat hij dus wegging bij de grote menigte. Wanneer de discipelen dan bij Hem gaan neerzitten, dan begint Hij te vertellen. Hier zou je uit op kunnen maken dat Hij de zaligsprekingen dus verteld tegen Zijn volgelingen.

 

Hij roept dus hier geen mensen het koninkrijk in. Hij leert de mensen van het koninkrijk welke wetten er in het koninkrijk van toepassing zijn en wat de gevolgen zijn wanneer je je aan de wetten houdt. De stukken die na de zaligsprekingen komen geven ook aan dat het over het koninkrijk van God gaat. vers 19 Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen.

 

De zaligsprekingen geven aan dat er totaal andere wetten en principes in het koninkrijk van God heersen. Hier gaat het niet om het recht van de sterkste, de rijkste of de machtigste in aanzien van de mens. De koninklijke wetten gaan om een hartsgesteldheid.

 

Zalig zijn de armen van geest. Want van hun is het koninkrijk.

 

Zalig betekent: gelukkig, of gelukkig te prijzen. In matheus staat Zalig zijn de armen van geest, in Lucas staat dat de armen zalig zijn. Waarom het woord geest erachter staat in matheus is voor veel leraren kennelijk onduidelijk, waarbij er ook hele verschillende uitleggingen tevoorschijn komen. De een wijst erop dat er in Lucas het woord geest mist, de ander heeft een verklaring voor het woord waardoor men toch ( lijkt het wel) tracht het woord eruit te halen alsof wij het niet kunnen veklaren. Het is niet mijn gewoonte om verklaringen van een ander over te nemen, maar na veel verschillende gelezen te hebben kon ik alleen maar tot de conclusie komen dat de meeste mensen de zin niet begrijpen. Tot ik een uitleg vond die mij eigenlijk wel raakte. Deze wil ik dan ook doorgeven in mijn eigen bewoordigen.

 

Vanuit het woord van God lijkt zou het logisch zijn als je rijk zou zijn in de Geest. De heilige Geest in ieder geval. Hoe meer die in ons werkt, hoe beter. Juist hierdoor lijkt de zin: armen van geest zo vreemd over te komen.

 

Nu hebben we niet alleen te maken met de Geest van God, maar ook met onze eigen geest. Onze geest is vaak hoogmoedig, trots en wil zijn eigen wil doen. Wanneer men een lerende houding heeft en bereid is zijn eigen geest opzij te zetten, niet uit de hoogte te laten zijn, dan is het mogelijk om het koninkrijk in te kunnen. Is dat ook niet wat Jezus zegt als hij aangeeft dat je moet worden als een kind om het koninkrijk in te kunnen. Kinderen zijn arm van geest. Zij willen leren en staan open om alles te geloven. Zegt ook Paulus niet dat hij sterk is in zijn zwakheid. Wanneer wij (onze geest) zwak is, dan kan God door ons heen werken.

 

Mensen in de wereld zijn rijk in hun eigen geest. Ze hebben God en Jezus niet nodig. Menen dat de mensheid zelf een einde kan maken aan de steeds opklimmende problemen in de wereld. Maar de mensheid probeert het al jaren zonder God met alleen de menselijke geest. Zij kunnen het koninkrijk van God niet zien en er niet in. Hun eigen geest staat hun in de weg.

 

Ik heb het hier niet over een nederige houding naar kerken, organisaties of medemensen toe. ( hoewel nederigheid naar medemensen prima is) Ik heb het over het hoger achten van de Geest van God ten opzichte van je eigen eigenwijze denken. Ik heb het over het over het hoger achten van de woorden van God ten opzichte van onze eigenwijze woorden of de woorden van andere eigenwijze mensen. Mensen die wijs zijn in eigen ogen, kunnen God niet zien.

 

Matheus 5:1-5

1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.

2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:

Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.

Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.

Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.

Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.

12 Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.

13 Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.

14 Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.

15 Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn;

16 Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.

Lucas 6:20 En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.

21 Zalig zijt gij, die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen.

22 Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten, en wanneer zij u afscheiden, en smaden, en uw naam als kwaad verwerpen, om des Zoons des mensen wil.

23 Verblijdt u in dien dag, en zijt vrolijk; want, ziet, uw loon is groot in den hemel; want hun vaders deden desgelijks den profeten.

24 Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw troost weg.

25 Wee u, die verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult treuren en wenen.

De Zaligsprekingen: De eerste wetten die Jezus doorgeeft. Volgens deze principes werkt het Koninkrijk van God
bottom of page